You are reading: De oprichters van Uit de Schriften
26 - 1 - 2021
S. Van Mierlo † (1888 — 1962)
Van Mierlo was van huis uit atheïstisch opgegroeid en dus niet belast met allerlei christelijke leertradities en kon min of meer onafhankelijke Bijbelcommentaren schrijven zonder evenwel behoefte te hebben aan een eigen christelijke gemeenschap. Hij woonde in Antwerpen in de onmiddellijke omgeving van de Joden. Hij had een topfunctie bij Bellcompanie (Telefoondienst in België). Hij werd gedwongen naar Frankrijk (Aix-en-Provence) en Zwitserland uit te wijken. Reeds vóór de oorlog heeft hij in Zwitserland Bijbelse commentaren geschreven. Hij leerde Barths theologie kennen, waarvoor hij niet in alle opzichten bewondering kon opbrengen.
Ondanks zijn drukke loopbaan in België zal hij zich later in zijn vrije tijd bezig houden met diverse interessante Bijbelstudies. Hij had vele contacten met de bekende Bijbelkenner Ch. H. Welch uit Engeland en met Joden in Antwerpen, vandaar zijn grote kennis van de Hebreeuwse taal. Hij overleed in 1962.
G.J. Pauptit † (1889 — 1962)
Pauptit was onderwijzer op een christelijke school en belijdend lid van de Gereformeerde Kerk te Scheveningen, waarmee hij in botsing kwam over een aantal formuleringen uit de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Zijn kritiek had betrekking op enkele standpunten van de Gereformeerde Kerk, onder andere de terugkeer van Israël, het laatste oordeel, de ziel en de kinderdoop. Zijn aanvaring met de Kerk had onaangename gevolgen. In 1924 werd hij uit de Kerk gestoten en ontslagen als onderwijzer en dat in een tijd van recessie. Na enige tijd kon hij toch weer een baan vinden in het onderwijs en hij besloot zijn loopbaan aan de openbare school te Staphorst.
Hij had, net als S. van Mierlo, intresse voor de Engelse theologen E.W. Bullinger en Ch. H. Welch. Zijn opvattingen over het laatste oordeel, de kinderdoop en de verhouding Israël en kerk, worden tegenwoordig door vele christenen, binnen en buiten de Kerk(en), overgenomen. Hij overleed in 1962.
Uit de Schriften « Manifest »
In 1929 schreef G.J.P. het volgende « manifest » in deel I jaargang I van het maandblad « Uit de Schriften » en meer dan tachtig jaar later nemen wij het woordelijk over.
Onafhankelijk. Dit nieuwe tijdschrift (en deze website) gaat van geen enkele kerk, groep, richting, sekte of vereniging uit en wil op generlei wijze op enige nieuwe organisatie aansturen. Het is de uitgave van enkele op grote afstand van elkaar levende, van alle « ismen » vrij staande mannen, wier enige vraag slechts is: Wat zegt de schrift? Het heeft in alle menselijke opzichten een geheel onafhankelijk karakter.
Basis. De basis van dit tijdschrift zijn de geïnspireerde Hebreeuwse en Griekse schriften. Hiermee wordt alle traditieleer verworpen. Die is er maar al te veel in het christendom, zoveel dat er een chaos ontstaan is, waarin de buitenstaander geen weg weet te vinden. Er is tevens een verbijsterende gebondenheid in de Christenheid aan van de vaderen overgeërfde, maar daarom nog niet in de schriften te vinden leer. Ons alleen stellend op bovengenoemde basis, verwerpen we alles wat met de zuiverheid der schrift voor zover we die kennen uit de betere handschriften, niet overeenstemt.
Taak. De taak van dit tijdschrift is de schriften te ontvouwen opgevat naar het voornemen der eeuwen. In het bijzonder zal nagegaan worden, in welke bedeling we thans leven en wat het einddoel daarvan is. Hieruit zullen verschillende lijnen en consequenties voortvloeien. Om deze algemene omschrijving op voorhand nader inhoud te geven, zij gezegd, dat, zonder de andere waarheden der schrift voorbij te zien, het tijdschrift allereerst wenst uiteen te zetten, wat het voornemen der eeuwen is, in welke verhouding de tegenwoordige bedeling tot dit voornemen staat, en hoe de leer der opstanding een noodzakelijk onderdeel van dit voornemen is. Op vele waarheden zal dan gaandeweg of later een nieuw, ander of beter licht geworpen worden. Tevens krijgt het mystieke leven beter perspectief en vastere basis.
Karakter. Dit tijdschrift wil zich alleen bezig houden met schriftonderzoek. Het is geen kerkelijk blad en geen nieuw christelijk week- of maandblad. Dan had het geen reden van bestaan. Waar er thans echter geen enkele periodiek is, die zich uitsluitend en geheel onafhankelijk bezig houdt met het onderzoek der schriften en met wat daarop betrekking heeft, nog veel minder met het voornemen der eeuwen, de bedeling der verborgenheid en de opstanding, is deze uitgave niet alleen gewettigd, maar nodig. Zonder in enige andere groep op of onder te gaan, wil het de gelovigen van alle groepen dienen. We hopen, dat het ook veel buitenstaanders trekken moge. Zonder op enige leer verder dan nodig is in te gaan, wil het een hogere volheid geven, waarvan de onderdelen, vaak verborgen, overal verstrooid liggen zonder een nieuw perspectief te kunnen openen.
Doel. Het doel van dit tijdschrift valt met geen der tegenwoordige samen. Het moge al eens parallel lopen met wat anderen leren, het heeft een geheel ander oogmerk. Het wil niet de nadruk leggen op een enkele waarheid bijv. de wederkomst des Heeren, het wil centraal, algemeen overziend werkzaam zijn. Het doel is om door het nagaan van de naspeurlijke rijkdom der schrift te wijzen op de onnaspeurlijke rijkdom van Christus. Dit kan alleen geschieden door de hoofdlijnen der Schrift consequent door te trekken. Daaraan ontbreekt veel. Niet alleen heeft de Reformatie geen volheid gegeven, maar ook later opgekomen stromingen missen die. Sommigen verzandden geheel in anti-Schriftuurlijke meningen. Door ontvouwing der schriften nu te bezien vanuit het voornemen der eeuwen, wil dit tijdschrift er toe leiden Christus waarlijk te leren zien als hoofd boven alle dingen, voor de gemeente die zijn lichaam is en de heerlijkheid in het licht te stellen, die daaraan verbonden is. Het onderzoek der schriften is dus middel om te komen tot het doel: het opwassen in het Hoofd.
Inrichting. Dit tijdschrift wil evenals Lukas van voren aan alles nog eens nauwkeurig onderzoeken. We stellen ons voor om over de verschillende lijnen artikel reeksen te geven. We zullen trachten die zoveel mogelijk af te ronden, hoewel dit wel niet steeds door te voeren zal zijn. Daarnaast kortere, meer op zich zelf staande stukken of aanvullende onderdelen. We willen zo eenvoudig en tevens zo « wetenschappelijk » mogelijk zijn. Met het ene bedoelen we, dat we hopen voor de gewoon ontwikkelde lezer bevattelijk te zijn, met het laatste, dat we, waar nodig alle feiten en gegevens over enig onderwerp onder het oog willen zien, zo nodig met de grondtaal er bij. Het stukwerk van vele groepen belemmert een breed overzicht van het voornemen. De redactie is niet eenhoofdig, hoewel het nodig zal zijn voorlopig alleen reeksen van één hand te plaatsen om eerst enige begrenzing en afbakening te geven. Mogelijk zal een en ander aan meerdere lezers, die langs andere wegen al dieper schriftinzicht verwierven dan het traditionele, bekend voorkomen. Zij mogen bedenken, dat niet alleen zij, maar ook anderen tot verdere kennis der Schrift moeten komen en we eenvoudig moeten beginnen om allengs op te klimmen. Wellicht gaat die opklimming nog snel genoeg. Waar we niet alleen staan in onze visie op de schrift, maar deze delen met buitenlandse schrijvers, is het opnemen van vertaalde stukken niet buitengesloten.
Vragen. Bij de behandeling der stof zullen bij vele lezers vragen opkomen, waarvan zij er ons ook wel zullen toezenden. We willen daar de nodige opmerkzaamheid aan wijden, doch kunnen niet beloven er steeds direct op in te gaan. Mogelijk komt het gevraagde vanzelf later aan de orde, mogelijk moeten er nieuwe artikelen voor opgesteld worden. Men hebbe daarin geduld. Veel zal gaandeweg in de uiteenzetting opgelost worden. Waar nodig zal door particuliere correspondentie geantwoord worden.
Kritiek. In alle mensenwerk, ook het onze zijn leemten en feilen. Hoewel we overtuigd zijn, dat de hoofdlijnen, die in dit tijdschrift getrokken zullen worden, eenmaal zullen blijken, zuiver geweest te zijn, willen we gaarne billijke kritiek aanvaarden. Men zij echter Schriftuurlijk. Niet wat men altijd geleerd heeft is waar, alleen wat de Schrift zegt is de waarheid, Men dient dus te komen, indien nodig, met schriftargumenten. Andere zijn verloren tijd en moeite. We behouden ons het recht voor niet op alles te antwoorden. Waar het doel ons een bepaalde taak stelt, moet elke onnodige belemmering daarvoor wijken. Kritiek is ons welkom, maar ze zij Schriftuurlijk en afdoende.
Polemiek (Pennenstrijd). De zaken die dit tijdschrift bekend zal maken, en die niet anders zijn dan een hervinden der oude waarheid, lang onder allerlei traditie en menselijke inzettingen bedolven, zullen wedersproken worden. Dat kan nu eenmaal niet anders. Op polemiek (pennenstrijd) zullen we als regel niet ingaan We hebben niet tot taak te gaan twisten, willen alleen het voornemen der eeuwen en Gods veelvuldige wijsheid bekend maken. De uiteenzetting daarvan zal bij velen weerklank vinden, omdat de tijd daar is, om de diepere waarheden, die in vorige tijden meer onbewust leefden in de harten van diegenen, die God naar de geest plaatste in de bedeling der verborgenheid, bewust te maken en tot volle verzekerdheid van het verstand te leiden. Bij nog meer anderen zal dit tegenstand wekken. We zijn ons ervan bewust, dat er een hevige strijd ontketend zal worden, niet wat omvang betreft als wel wat aard aangaat, omdat het zal gaan om de diepste en grootste problemen. De duisternissen van deze eeuw zullen daarin mede de hand hebben. Zo zal het vanzelf nodig zijn van tijd tot tijd de waarheid der schriften, gezien van uit het voornemen der eeuwen, te verdedigen. We hopen daarbij het zwaard des Geestes, Gods Woord, op wettige wijze, n.l. waardig te mogen hanteren en niet de tegenstanders, maar hun wapenen te treffen.
In De Stroom. Een taak van enige jaren ligt voor ons. Waar het hoofddoel is de bekendmaking van het voornemen der eeuwen en wat daarmee samenhangt, is het mogelijk zal deze periodiek, die veelszins boek in tijdschriftvorm is, na enige jaren ophoudt te verschijnen. Gods Geest moet het woord uitwerken en de hoop van de leden van Christus lichaam verwezenlijken. Alles ligt in Zijn handen. God werkt alles naar de raad van Zijn wil. Met dit woord ter inleiding geven we het nieuwe scheepje over aan de wateren van de tijd. We varen op het kompas der Schrift, richten de koers op de dingen, die Boven zijn, waar Christus is. Wij wensen met Hem in heerlijkheid geopenbaard te worden. Al mogen de stormen der geestelijke boosheden woeden, de stroom ons tegen zijn, ja al zou het scheepje zijn eindhaven niet bereiken en op de reis stuk slaan, toch is God machtig het pand bij Hem weggelegd te bewaren en ook zonder onze bekendmaking te geven aan hen, die de hoogste roeping deelachtig worden. Leven en dood, tegenwoordige en toekomende dingen, het is alles voor diegenen, die door Christus gegrepen zijn en jagen naar de prijs der roeping Gods. God kan het echter ook wel zonder dit tijdschrift af. Toch hopen en geloven wij, dat Hij er Zijn zegen over zal geven en het zal laten dienen om iets te leren zien van het machtige voornemen der eeuwen, de rijke bedeling der verborgenheid en de diepe betekenis van Christus uitspraak: Ik ben de opstanding en het leven. Zo toch zal beter het jagen van Paulus verstaan en de onnaspeurlijke rijkdom van Christus verlangd worden. Dan zullen we te meer wensen te lopen in de loopbaan, waarin we Hem leren kennen en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap van Zijn lijden en die tot einddoel heeft Zijn dood gelijkvormig te worden om enigszins te komen tot de wederopstanding (Gr. uitopstanding) der (Gr. uit de) doden.